In 2018 werkten er in Nederland volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in totaal ongeveer 2 miljoen flexwerkers en zelfstandigen zonder personeel. Hiervan was bijna 1,1 miljoen aan de slag als zelfstandigen zonder personeel. Dat betekent dat meer dan de helft van de flexwerkers een zzp’er is. De overheid heeft in het verleden de wetgeving voor deze groep getracht te reguleren. Dit is echter mislukt. Toch wil de overheid flexwerk in Nederland reduceren. Het gevolg is dat de overheid opnieuw haar peilen heeft gericht op uitzendkrachten en payrollers.
Het aantal mensen in deze flexibele dienstverbanden moet worden beperkt doormiddel van de Wet Arbeidsmarkt in Balans. Ook het aantal mensen in oproepcontracten en tijdelijke contracten moet omlaag. Dat gebeurd volgens de overheid automatisch als flexwerk duurder wordt gemaakt en als het eenvoudiger wordt om vaste krachten te ontslaan. De overheid heeft deze onderwerpen daarom ook vastgelegd in de Wet Arbeidsmarkt in Balans. Wat de overheid echter niet heeft gedaan is het opnemen van bepalingen voor zzp’ers. Deze groep flexwerkers is de grootste groep flexkrachten op de arbeidsmarkt in Nederland. Toch heeft de overheid het inhuren van zzp’ers niet duurder gemaakt.
Ook heeft de overheid nog steeds geen duidelijk beleid geformuleerd over de manier waarop de inzet van zzp’ers kan worden gecontroleerd in de toekomst. Dat betekent dat er in 2020 gewoon sprake kan zijn van verkapt werkgeverschap. Dan is er gewoon sprake van arbeidsrelatie tussen de werkgever en de zzp’er die in feite als werknemer wordt beschouwd. Deze vorm van flexibilisering op de arbeidsmarkt wordt door de belastingdienst als ontduiking van de werkgeverslasten beschouwd. Er is door de overheid echter geen effectief beleid met betrekking tot de inzet van zzp’ers ontwikkeld. De kans is groot dat het aantal uitzendkrachten in 2020 zal afnemen maar het aantal zzp’ers zal toenemen.