De Sociaal-Economische Raad heeft vrijdag 17 november 2017 een rapport gepubliceerd over de aansluiting tussen onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven. De conclusie van dit rapport is dat de samenwerking tussen het mbo en de beroepspraktijk moet worden geoptimaliseerd. Het rapport werd verstrekt aan minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs.
In het Algemeen Dagblad heeft SER-voorzitter Mariëtte Hamer aangeven dat bedrijven zich actief moeten gaan bemoeien met de opleidingen. De inhoud van opleidingen moet worden aangepast aan de werkzaamheden die afgestudeerden in de praktijk tegen komen. De afstemming tussen opleiding en praktijk is helaas niet altijd even effectief. Bedrijven moeten investeringen doen zodat afgestudeerden direct aan de slag kunnen.
Verder merkt de SER-voorzitter op dat bedrijven liever hoger opgeleide personeelsleden in dienst nemen maar dat is niet altijd een goede oplossing. In de praktijk komt het vaak voor dat hbo’ers worden ingezet op functies die net zo goed door mensen met een middelbare beroepsopleiding kunnen worden uitgevoerd. De eis om hoger opgeleid personeel aan te nemen zorgt er vaak voor dat er minder kandidaten beschikbaar zijn om uit te kiezen.
Voor mbo’ers wordt het echter moeilijk om aan een baan te komen als bedrijven ook voor mbo-functies liever hbo’ers in gaan zetten. De Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) heeft een sleutelrol bij de samenwerking tussen het beroepsonderwijs en het bedrijfsleven. Volgens het advies moet deze organisatie ook meer geld ontvangen van de overheid zodat ze haar taken beter kan uitvoeren.