Het handelsverdrag CETA tussen de Europese Unie en Canada is al geruime tijd een onderwerp van discussie. Sinds 2017 is Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) al met regelmaat in het nieuws geweest. Voorstanders en tegenstanders van het handelsverdrag dragen verschillende argumenten aan om het verdrag juist wel of juist niet te ondersteunen. Op maandag 8 juni 2020 werd een brief gepubliceerd door dertig hoogleraren, advocaten en andere juristen. De brief is een open brief aan de Eerste Kamer. De rechtsgeleerden zijn van mening dat het handelsverdrag CETA in strijd is met de grondwet van Nederland. Binnenkort zal de senaat, zoals de Eerste Kamer ook wel wordt genoemd, zich buiten over het omstreden handelsverdrag.
De rechtsgeleerden hebben een bezwaar tegen het internationale arbitragehof dat door CETA in het leven is geroepen. Volgens de mensen die de brief hebben ondertekend zorgt dit internationale arbitragehof voor een “onnodig parallel rechtssysteem ter bescherming van de belangen van buitenlandse investeerders”. Een dergelijk arbitragehof zou in strijd zijn met de Nederlandse grondwet. In de grondwet van Nederland staat namelijk dat Nederlandse rechters in kwesties met buitenlandse investeerders bevoegd zijn om gerechtelijke uitspraken te doen. Naast deze hindernis zijn er nog meer juridische problemen die er voor zorgen dat het handelsverdrag CETA niet zomaar haar doorgang kan vinden. Zou worden naar de mening van de juristen ook andere wetgevende bevoegdheden worden overgedragen aan “ambtelijke CETA-werkgroepen”. Door het overdragen van deze bevoegdheden zouden bedrijven meer macht krijgen ten opzichte van het juridische systeem.