Lonen blijven laag door digitalisering en automatisering in 2018

Het gemiddelde loon in Nederland gaat nauwelijks omhoog. In 2017 kwam de stijging van de cao-lonen uit op slechts 1,4 procent. De inflatie was echter 1,3 procent. Dat betekent dat er nauwelijks meer koopkracht ontstaat voor de werknemers in Nederland. Dit is een conclusie van economen van de Rabobank die een studie hebben gedaan naar de loonontwikkeling in Nederland. Economen Barbara Baarsma en Nic Vrieselaar geven aan dat automatisering en digitalisering er voor zorgen dat de gemiddelde lonen laag blijven in Nederland.

Seriematig werk
Productiewerk en administratief werk betalen minder omdat in de productiesector en administratieve sector nog gemakkelijk personeel te krijgen is en bovendien automatisering en digitalisering er voor zorgen dat er eerder banen worden geschrapt dan er bij komen. Seriematig werk wordt steeds vaker door machines, apparaten en computergestuurde systemen overgenomen. Dat zorgt er voor dat er in die sectoren nauwelijks sprake is van een loontoename. Een andere reden voor de beperkte loonstijgingen in Nederland heeft te maken met buitenlandse arbeidskrachten.

Buitenlandse krachten
De concurrentie met de buitenlandse beroepsbevolking zorgt er voor dat de lonen onder druk staan. Buitenlandse arbeidskrachten, bijvoorbeeld uit Midden en Oost-Europese landen (MOE-landen), verdienen dikwijls veel minder salaris dan Nederlandse werknemers. Daarom kiezen bepaalde werkgevers liever voor buitenlandse krachten of ze zorgen er voor dat de Nederlandse werknemers niet veel meer gaan verdienen. De lage lonen van buitenlandse krachten drukken zo de slarissen van de Nederlandse krachten. Tenslotte kiezen verschillende bedrijven er voor om werk uit te besteden aan lagelonenlanden. Productiebedrijven plaatsen productielocaties in het buitenland om zo loonkosten te besparen. Dat zorgt er voor dat er nog meer productiepersoneel in Nederland thuis komt te zitten.

Opleiding en ontwikkeling is belangrijk

Als er veel aanbod is aan personeel maar weinig vraag blijven de lonen laag. De oplossing voor de arbeidsmarkt is echter kennis en ontwikkeling. Werknemers moeten niet in eenvoudige productiebedrijven blijven werken maar zichzelf doorontwikkelen doormiddel van opleidingen en cursussen. De Nederlandse economie draait voor een groot deel om kennis, technologie en vaardigheden. Daarom kiezen steeds meer werkzoekende krachten met een productieachtergrond er voor om omscholingstrajecten en bijscholingstrajecten te volgen.

BBL trajecten
Het kiezen voor een omscholingstraject zorgt er voor dat een werkzoekende ook voor andere sectoren interessant wordt. Daardoor kunnen ze mogelijk aan de slag in de zorg, ICT, bouw en techniek. Dat zijn groeisectoren in Nederland. In deze sectoren worden creatieve oplossingen bedacht om vacatures in te vullen. Daarbij zijn omscholingstrajecten en BBL trajecten vaak ook mogelijk. Deze trajecten zorgen er voor dat het tekort aan personeel in bepaalde sectoren effectief wordt opgelost. Veel deelnemers aan BBL trajecten zullen in eerste instantie met minder salaris genoegen moeten nemen omdat ze in een leer-werktraject zitten. Pas later in hun loopbaan wanneer ze een vakkracht zijn geworden zullen ze meer salaris gaan verdienen.