Wet Werk en Zekerheid is niet effectief

Wet Werk en Zekerheid is 1 juli 2015 ingevoerd en sindsdien van kracht in Nederland. Minister Lodewijk Asscher van Sociale zaken voerde de wet in  om de kansen voor werknemers om een vast contract te krijgen te vergroten. Werkgevers moet werknemers na twee aaneengesloten gewerkte jaren een vast contract bieden of een transitievergoeding aan de werknemer betalen indien er geen contract wordt verstrekt. De wet blijkt in de praktijk volgens verschillende instanties averechts te werken.

Reactie van arbeidsadvocaten

De reactie van arbeidsadvocaten op de Wet Werk en Zekerheid is zeer negatief. Uit een enquête die Nieuwsuur hield onder de Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN) blijkt dat de arbeidsadvocate  in Nederland de wet slecht noemen en een “gemiste kans”. De Wet Werk en Zekerheid functioneerd niet. In plaats van het bieden van meer zekerheid, biedt deze wet juist minder zekerheid voor werknemers. De wet heeft volgens de arbeidsadvocaten een tegengesteld effect. Werkgevers verzinnen verschillende manieren om de Wet Werk en Zekerheid te omzeilen.

Resultaat enquête onder arbeidsadvocaten

De Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland heeft ongeveer 1000 leden. Ongeveer 500 leden hebben de enquête van Nieuwsuur ingevuld. Ongeveer 65 procent van deze respondenten geeft aan dat ze merken dat werkgevers minder snel vaste contracten verstrekken vanwege nieuwe wet en regelgeving omtrent ontslag. De kritiek van de arbeidsrechters is niet zachtzinnig.  Ze noemen de Wet Werk en Zekerheid “politieke baggerwetgeving van de bovenste plank”, verder noemen ze de wet een “gemiste kans”.  Ook noemden ze de beoogde versoepeling van het ontslagrecht een “farce”. Het is in de ogen van de arbeidsrechters een slechte wet, bovendien is volgens hen vast wek “nog vaster geworden en flexibel werk nog flexibeler”.

Tweedeling op de arbeidsmarkt

Hooguit de hoogopgeleide werknemers worden vast aangenomen volgens 42 procent van de respondenten.  De laagopgeleide werknemers komen dankzij deze wet nog steeds moeilijk aan vast werk. Pieter van den Brink is de oprichter van Vaan en benoemt in zijn commentaar dat de Wet Werk en Zekerheid voor een tweedeling zorgt op de arbeidsmarkt. De uitslag van de enquête maakt duidelijk dat vooral hoogopgeleide werknemers in aanmerking komen voor een vast contract. Volgens hem wordt dat deels verklaard doordat hoogopgeleiden vaak langer ingewerkt moeten worden omdat zij een hogere functie bekleden. Laagopgeleide arbeidskrachten zijn vaak makkelijker vervangbaar. Die krijgen daarom meestal tijdelijke contracten. Als deze contracten aflopen moeten ze de organisatie verlaten om vervolgens vervangen te worden door andere laagopgeleide arbeidskrachten. Volgens van den Brink ontstaat door deze ontwikkeling een tweedeling op de arbeidsmarkt.  De hoogopgeleiden die vaker een vast contract hebben tegenover de laagopgeleide arbeidskrachten die op flexibele basis werken.

Transitievergoeding omzeilen

De Wet Werk en Zekerheid verplicht wetkgevers om een transitievergoeding te betalen aan werknemers indien zij na een dienstverband van 24 maanden geen contract voor onbepaalde tijd krijgen.

Veel werkgevers vinden de transitievergoeding een nodeloze kostenpost die ze liever willen omzeilen.  Dat blijkt ook uit het onderzoek van Nieuwsuur. Bijna 70 procent van de arbeidrechters die aan het onderzoek deelnamen geeft aan dat werkgevers de transitievergoeding proberen te omzeilen. Het tijdelijk dienstverband van werknemers wordt beperkt tot 23 maanden. Pas bij een aaneengesloten dienstverband van 24 maanden hoeft een werkgever pas een transitievergoeding te betalen. Door het dienstverband van de werknemer te beperken tot 23 weken kan de werkgever geld besparen.

Reactie van Technisch Werken

Vanaf het voornemen van minister Asscher om de Wet Werk en Zekerheid in te voeren was de schrijver van technischwerken.nl sceptisch. Nu men ook in de praktijk tegen de verwachte obstakels aan loopt wordt voor iedereen duidelijk dat deze wet een gedrocht is waar werkelijk niemand wat aan heeft. Bovendien kost de invoering van de wet voor minder transparantie in plaats van voor helderheid. De minister had de wet veel beter niet kunnen invoeren, dat was veel beter geweest voor de arbeidsmarkt.

Asscher kan de wet nu beter schrappen en erkennen dat zijn probeersel gefaald is en de toets van de praktijk niet kan doorstaan. Als de minister dit niet doet zullen verschillende betrokkenen op de arbeidsmarkt de minister met scherpe woorden op andere gedachten proberen te brengen. De arbeidsrechters hebben hun standpunt al duidelijk gemaakt. Nu is de minister aan zet. Veel optisch heeft hij echter niet. De Wet Werk en Zekerheid functioneert in zijn geheel niet dus de minister kan zijn gezicht niet redden door een deel van de wet in stand te houden en een ander deel te schrappen.