Topman ING verdedigt graaicultuur managers van banken en financiële instellingen in 2019

De exorbitante bonussen van managers in de top van bedrijven zijn voor veel Nederlanders een punt van discussie. De hoge bonussen zorgen vooral voor veel frictie met de werkvloer wanneer banen verdwijnen en salarissen gekort moeten worden. In een interview met Financial Times geeft ING-topman Ralph Hamers echter aan dat hij denkt dat Nederland veel meer financiële banen had kunnen overhouden aan de Brexit als Nederland niet zulke strenge regels had voor bonussen. Volgens hem heeft de Nederlandse wet “heeft een hoop limieten”.

In de Nederlandse wet is vastgelegd dat bonussen in de financiële sector niet hoger mogen zijn dan 20 procent van het jaarsalaris. Deze limiet is in Europa veel ruimer. “Als je gelooft dat mensen in de financiële sector geprikkeld worden door variabel loon, dan is Amsterdam geen voor de hand liggende plek om naar uit te breiden” geeft Hamers aan. De ING-bankier erkent dat bonussen voor de top gevoelig liggen in Nederland. In 2018 kwam de ING nog in opspraak omdat de bank toen het salaris van Hamers met 50 procent wilde verhogen omdat het salaris van de top internationaal gezien laag zou zijn. De loonsverhoging werd door maatschappelijke druk geannuleerd.

Veel Nederlanders zijn niet overtuigd van het belang van hoge bonussen voor de top van bedrijven. De graaicultuur staat veel mensen tegen. Bovendien is er in de top een bepaalde cultuur waarbij geld een belangrijke rol speelt in plaats van de wil om een bedrijf of bank op een effectieve manier te leiden. Het geld blijkt voor veel managers een doel op zich. Managers worden meer beheerders in plaats van ondernemers. Ze snijden in kosten en houden zo geld over waardoor op korte termijn een positief resultaat wordt geboekt. Op de lange termijn zijn echter investeringen nodig om groei te realiseren. Veel managers zijn hier huiverig voor en stappen na een jaar of een paar jaar over op een andere organisatie. Dan hebben ze al een paar bonussen kunnen binnenhalen. Het echte opbouwen van bedrijven blijft hierdoor achterwege.

Nederland hoeft zich geen zorgen te maken over de opmerking dat Nederland wel voldoende ‘topmanagers’ aantrekt. De meeste managers die als ‘topmanager’ worden aangemerkt hebben in de praktijk naast saneringen, bezuinigingen en ander snijwerk weinig gerealiseerd. Het is tijd voor managers die echt hart hebben voor de zaak. Managers die bedrijven willen laten groeien en aandacht hebben voor personeel en daardoor banen creëren. Juist het laten groeien van werkgelegenheid is van belang, niet het snijden in de kosten. De meeste managers komen er in 2019 achter dat een tekort aan personeel voor grote problemen kan zorgen met betrekking tot de productie. We hebben behoefte aan een nieuw soort manager, iemand waar je op kunt bouwen en die gericht is op groei.