NS opent op 31 oktober 2018 watertappunt in strijd tegen plastic afval

Plastic flessen vormen een groot afvalprobleem wereldwijd. Meestal worden plastic flessen nadat de inhoud is opgedronken gegooid en dat is zonde en bovendien milieuonvriendelijk. Plastic flessen kunnen prima opnieuw worden gevuld met water of frisdrank. De NS heeft daarom samen met het Noord-Hollandse drinkwaterbedrijf PWN het eerste watertappunt op een station in Alkmaar geopend.

Het watertappunt bestaat uit een eenvoudige, gele buis met daarop een beugel waaronder een fles kan worden geplaatst. Het watertappunt dat op woensdag 31 oktober 2018 in gebruik is genomen is de eerste die bij de NS wordt geplaatst en er zullen nog vele watertappunten in Nederland worden aangelegd. Op een watertappunt kan iemand gratis zijn of haar plastic fles vullen met water. In de toekomst worden meerdere watertappunten aangelegd om diverse treinstations in heel Nederland. Daarvoor zoekt de NS de samenwerking op met waterbedrijven.

Aan het einde van 2019 moeten er watertappunten zijn op minimaal 200 stations in Nederland. Daarmee kunnen gezamenlijk negen van de tien treinreizigers in Nederland worden bediend van gratis schoon drinkwater. De watertaps worden de komende tijd geplaatst en worden alleen als het vriest tijdelijk verwijderd. Voor het onderhoud van de watertappunten is 3 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de komende tien jaar.

Irma Winkenius van de NS heeft aan NH Nieuws bekend gemaakt dat de NS wil voorkomen dat drinkwater in milieuvervuilend plastic wordt verkocht. “De opening bij station Alkmaar is de eerste stap naar gratis drinkwater op al onze stations, voor iedereen. We hopen dat gemeenten en drinkwaterbedrijven ons helpen om dit in heel Nederland mogelijk te maken”, aldus Winkenius. Het drinken van water uit de kraan is gezond en bovendien milieuvriendelijk. De NS hecht veel waarde aan natuur en milieu. Zo rijden de treinen in Nederland al jaren volledig op windenergie. “Met de watertappunten hopen we nu ook het afval van plastic flessen te verminderen”, voegt Irma Winkenius daar aan toe.