De aflossingsvrije hypotheek is in Nederland sinds 2011 niet meer mogelijk. De risico’s van deze hypotheken zouden te groot zijn voor hypotheeknemers. Als de woningprijzen namelijk dalen kunnen de woningen spreekwoordelijk onder water komen te staan. Dat betekent dat de woning bij een gedwongen verkoop waarschijnlijk met verlies zal moeten worden verkocht. Daardoor kan een restschuld blijven staan. De restschuld zorgt er voor dat de hypotheeknemer na afloop van de woningverkoop weer moeilijk een nieuwe woning kan aanschaffen.
Niet alleen een aflossingsvrije hypotheek was een hypotheekproduct met risico’s, ook gedeeltelijke aflossingsvrije leningen worden sterk afgeraden. Aan het einde van 2018 werd bekend dat een groot deel van de banken niet bereid is om een aflossingsvrije hypotheek te verlegen. Banken zouden alleen deze hypotheekvorm willen voortzetten als de hypotheeksom niet hoger is dan de helft van de woningwaarde. Verder zijn banken bereid om met de inkomenseisen soepeler om te gaan. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde komen als woningeneigenaren met pensioen gaan. Dan wijzigt hun inkomen en dat heeft een effect op de totale inkomsten. Banken hebben nu echter wel te maken met extreem lage rentes. Dat heeft vervolgens weer een effect op de hypotheekrentes in Nederland. Het oversluiten van een aflossingsvrije hypotheek kan daardoor gunstig zijn.