TU doet onderzoekt veiligheid internet of things apparatuur in 2019

Internet of things is een vrij nieuwe technologie waarbij apparatuur via een soort internetverbinding met elkaar in contact staat en online bestuurd kan worden. Doormiddel van een smartphone, interface of afstandsbediening kan de apparatuur worden ingeschakeld, uitgeschakeld en worden geregeld. Omdat er sprake is van een online verbinding via het internet bestaat er ook een extra veiligheidsrisico met betrekking tot hackers en andere kwaadwillende personen die digitaal kunnen inbreken op online systemen.

De Technische Universiteit Delft gaat daarom in 2019 de beveiliging onderzoeken van huishoudelijke apparaten die online aangestuurd kunnen worden. Daarbij kijkt de TU specifiek naar de mogelijkheden die hackers hebben om via deze apparatuur persoonsgegevens te achterhalen. Steeds meer huishoudens in Nederland beschikken over huishoudelijke apparaten, verwarmingssystemen, verlichtingssystemen en beveiligingssystemen die op afstand bediend kunnen worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het zogenoemde ‘internet of things’ een communicatienetwerk voor ‘dingen’ die op basis van een internetverbinding met elkaar in contact staan.

Als iemand kan inbreken in de onlineverbinding kunnen gegevens over de eigenaar in handen komen. Dit inbreken kan bijvoorbeeld via wasmachines, deurbellen, babyfoons, verwarmingssystemen en de slimme thermostaat plaatsvinden. Als hackers privégegevens in handen krijgen kunnen ze deze gebruiken voor fraude of ze kunnen ze doorspelen aan organisaties die de persoonsgegevens voor andere doeleinden misbruiken. Er bestaat zelfs een gevaar dat met persoonsgegevens ook abonnementen worden afgesloten of rekeningen kunnen worden geplunderd. Daarom is het volgens de staatssecretaris van Economische Zaken Keijzer belangrijk dat onderzoek wordt gedaan naar de veiligheid van internet of things en de apparaten die hierop zijn aangesloten.