Onderzoek naar veiligheid internet of things-apparaten in 2017

Internet of things is inmiddels een bekend begrip geworden in de technologie. verschillend startups op het gebied van internet of things zijn uitgegroeid tot behoorlijke bedrijven. Er worden steeds meer apparaten ontwikkeld die op basis van het internet of things-principe functioneren. Dit houdt in dat apparaten met elkaar kunnen communiceren via een internetverbinding. Dit netwerk is echter ook gevoelig voor schadelijke invloeden van buitenaf. Kortom internet of thingssystemen kunnen gehackt worden. De Tweede Kamer wil dat dit onderzocht wordt. Met een overgrote meerderheid heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen iets te doen aan onveilige internet of things-apparaten.

In totaal hebben 148 kamerleden op dinsdag 14 juni 2017 gestemd voor deze motie. Alleen de tweemansfractie van FvD stemde tegen. De motie werd vorige week ingediend door de kamerleden Maarten Hijink (SP) en D66-Kamerlid Kees Verhoeven. Het indienen van de motie gebeurde tijdens een debat over ransomware WannaCry. Door de snelle verspreiding van deze zogenaamde ransomware werd de politiek weer gewezen op het gevaar van een zwakke digitale beveiliging. Daardoor kwam het belang van een sterke beveiliging op dit gebied weer hoog op de agenda van de politiek te staan.

Hijink en Verhoeven hebben het kabinet in de motie opgeroepen om te onderzoeken wat de minimale veiligheidseisen zijn die aan internet of things-apparten kunnen worden gesteld in Nederland. Ook moet het kabinet volgens hen onderzoeken hoe die eisen kunnen worden afgedwongen en hoe men kan controleren of de eisen worden nageleefd door producenten. Verder moet men onderzoeken welke extra maatregelen moeten worden genomen om consumenten in Nederland te beschermen tegen slecht beveiligde apparatuur.