DNB: lage olieprijs heeft positief effect op Nederlandse economie in 2016

Onderzoekers van De Nederlandsche Bank (DNB) hebben de effecten van een lage olieprijs voor de Nederlandse economie doorgerekend. Daarvoor hebben ze gebruik gemaakt van hun eigen economische model dat de centrale bank gebruikt. Op basis van de berekening van de bank concludeert de bank dat de lage olieprijs een positief effect heeft op de economische groei in Nederland. Dit effect wordt door de bank “bescheiden” genoemd maar is desalniettemin positief. Op donderdag 17 maart 2016 werden de resultaten van het onderzoek bekend gemaakt.

Resultaten van het onderzoek van DNB
Volgens het onderzoek van de DNB is er een duidelijk verband tussen het dalen van de olieprijs en een verhoging van het bruto binnenlands product (bbp). Als de olieprijs bijvoorbeeld permanent met 25 dollar per vat daalt dan leidt dat tot een 0,2 procent hoger bbp. Dit effect is merkbaar in de eerste drie jaar na de olieprijsdaling.

Daling van de olieprijs
in de periode tussen juni 2014 en maart 2016 is de prijs van een vat Brent-olie aanzienlijk gedaald. In juni 2014 stond de prijs van een vat Brent-olie nog op 114 dollar en in maart 2016 kwam deze uit op 40 dollar. Door de lage olieprijs kunnen veel bedrijven die afhankelijk van deze fossiele grondstof/brandstof zijn goedkoper produceren. Uiteindelijk heeft dat een effect voor de consumenten.

De consumenten kunnen bijvoorbeeld rekenen op een lager prijsniveau van bepaalde producten. Het huidige effect van de lage olieprijs is minder groot dan het effect van de prijsdaling in bijvoorbeeld de jaren zeventig en tachtig van vorige eeuw. In die periode was de Nederlandse economie veel  meer afhankelijk van olie. Vanaf die periode is de dienstensector belangrijker geworden in Nederland. In die sector is men veel minder afhankelijk van olie en de olieprijs.

Reactie van Technisch Werken
De lage olieprijs is voor veel sectoren gunstig behalve de sectoren waar men juist geld verdient aan de productie en verkoop van olie. In die sectoren daalt de waarde van hun belangrijkste product. Hoe groter het aanbod van olie op de markt hoe harder de concurrentie. Bovendien zorgt een daling in de vraag naar olie voor nog grotere spanningen op de oliemarkt. De bedrijven die olieproducten moeten inkopen vieren feest.

Deze bedrijven kunnen namelijk tegen lage prijzen de olieproducten inkopen. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan bedrijven die plastic producten produceren. Ook bedrijven in de transport, waar veel brandstof wordt verstookt,  merken dat de kosten afnemen. De consument zal uiteindelijk ook minder voor zijn of haar brandstof hoeven te betalen.

Dat zorgt er voor dat consumenten geld over houden. Dit geld kan op de spaarrekening verdwijnen of kan worden geïnvesteerd in de economie. in dat laatste geval gaan de binnenlandse bestedingen omhoog. Volgens de DNB stijgt naar drie jaar de particuliere consumptie met 1,4 procent. Bovendien nemen de investeringen door bedrijven toe aldus de bank omdat ook bedrijven meer geld overhouden.

Dit is natuurlijk hoopgevend maar niet voor de bedrijven die in de petrochemische sector actief zijn. Ook toeleveranciers van deze bedrijven merken de prijsdaling van de olieproducten. Bij deze bedrijven kunnen juist ontslagen vallen. Dat is weer slecht voor de economie.