Banenplannen in 2014 als middel tegen werkloosheid

Het kabinet heeft in verschillende stappen ondernomen om de werkloosheid te verminderen in Nederland. Eén van deze oplossingen is het invoeren van banenplannen. Hiervoor heeft het kabinet 230 miljoen geïnvesteerd. Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken heeft vrijdag 30 mei 2014 in een brief aan de Tweede Kamer geschreven dat met deze banenplannen in totaal ongeveer 185.000 werkzoekenden aan werk geholpen moeten worden. Dit zal onder andere gebeuren door begeleiding en bijscholing.

De eerste aanvraagperiode voor banenplannen liep van 1 oktober tot 31 december 2013. Over deze periode heeft de minister de balans opgemaakt.  In deze aanvraagperiode zijn in totaal 37 plannen ingediend. Niet alle plannen zijn goedgekeurd. Het aantal plannen dat goedgekeurd is staat op dit moment op 24. De sectoren waar de bannenplannen voor geschreven zijn de chemie, de bouw en de kinderopvang. De reden waarom sommige plannen zijn afgewezen is volgens Asscher dat de afgewezen plannen niet concreet maken dat de maatregelen daadwerkelijk leiden tot een grotere kans op werk voor de betrokkenen.

Verder zijn een aantal plannen ingetrokken. Deze plannen worden alsnog ingediend in de tweede aanvraagperiode. De tweede aanvraagperiode is van 1 april tot en met 31 mei. In 2016 wordt de regeling geëvalueerd.

Inmiddels is 230 miljoen geïnvesteerd maar het totale bedrag dat het kabinet beschikbaar stelt voor banenplannen is 600 miljoen. De voorwaarde die aan de investering van het kabinet wordt gesteld is dat werkgevers en vakbonden in de bedrijfstakken minimaal hetzelfde bedrag investeren in banenplannen. Deze afspraak staat in het sociaal akkoord dat in april 2013 werd gesloten tussen de partijen.

Waarin wordt geïnvesteerd?
De investeringen in de banenplannen komen op verschillende manieren bij de werkloze werkzoekende terecht. Het grootste deel van het geld van de bannenplannen wordt gebruikt voor het begeleiden van ontslagen werknemers naar ander werk. Ook wordt er veel geld uitgetrokken voor het creëren van meer leerplekken en werkplekken voor jongeren. Verder wordt er geïnvesteerd in het verbeteren van de mogelijkheden voor bedrijven om mensen aan te nemen die weinig kans hebben op werk. Scholing is volgens Asscher ook een belangrijk onderwerp waarin investeringen worden gedaan.

Reactie van Technisch Werken
Banenplannen kunnen nuttig zijn voor het vergroten van de kans op werk voor werkzoekenden. Toch is het moeilijk om een algemeen plan te gebruiken voor meerdere werkzoekenden. De profielen van werkzoekenden zijn zeer divers. Mensen die ontslagen worden kunnen op verschillende manieren weer aan werk geholpen worden. Zo kunnen sommige werkzoekenden prima zonder hulp een andere baan vinden terwijl andere werkzoekenden verhoudingsgewijs zeer veel hulp nodig hebben.

Scholing is een goed middel om mensen meer kans op werk te bieden. Vaak is omscholing of bijscholing nodig omdat mensen in het verleden een verkeerde opleidingskeuze hebben gemaakt of te weinig opleidingen hebben gevolgd. Daarom is het belangrijk dat scholen leerlingen goed wijzen op de loopbaanmogelijkheden die ze hebben met bepaalde opleidingen. Sommige opleidingen zijn wel leuk maar bieden geen perspectief op werk. Een eerlijke studievoorlichting is van groot belang voor de verdere loopbaan van leerlingen. Daarnaast moet uitval tijdens opleidingen zoveel mogelijk worden beperkt.

Bedrijven zouden er verder goed aan doen om personeel regelmatig een training of opleiding te laten volgen. Hierdoor wordt de meerwaarde voor het bedrijf vergroot. Daarnaast zorgt goed opgeleid personeel voor meer kwaliteit n wordt de kans op fouten en ongelukken gereduceerd. Als goed opgeleid personeel de organisatie moet verlaten is de kans op werk veel groter. Het is beter om aan werkloosheidpreventie te doen dan de werkloosheid doormiddel van banenplannen op te lossen.