Hoe lang mag een flexkracht op basis van een oproepovereenkomst werken onder de WAB?

De Wet Arbeidsmarkt in Balans wordt ingevoerd vanaf 1 januari 2020 en heeft een groot effect op de arbeidsmarkt. De meest flexibele variant van arbeid is vanaf dat moment de oproepovereenkomst. Dat is in feite een uitzendovereenkomst met uitsluiting loondoorbetalingsverplichting. De uitsluiting loondoorbetalingsverplichting is in feite een bepaling waardoor een uitzendorganisatie geen loon hoeft door te betalen als er sprake is van het wegvallen van uitzendwerk of het annuleren van een opdracht.

Een oproepovereenkomst is dus een overeenkomst met uitsluiting loondoorbetalingsverplichting. De overheid vind deze vorm van flexibele arbeid risicovol voor de uitzendkracht. Bij het wegvallen van het uitzendwerk is de uitzendkracht op zichzelf of de WW aangewezen en is er dus geen inkomenszekerheid. Daarom is de periode waarin de uitzendkracht op deze flexibele basis kan werken in fase gereduceerd van 78 weken na 12 maanden. Als gevolg van de WAB mogen werkgevers dus niet langer dan twaalf maanden de loondoorbetaling uitsluiten. De werkgever moet na 12 maanden de uitzendkracht duidelijkheid geven over de arbeidsomvang. Deze arbeidsomvang moet gegarandeerd zijn en gebaseerd op de periode dat de uitzendkracht heeft gewerkt.

Alleen als de flexkracht het aanbod voor een vaste arbeidsomvang weigert en aangeeft graag op oproepbasis te willen blijven werken, wordt de oproepovereenkomst voortgezet. Accepteert de flexkracht het aanbod met betrekking tot de arbeidsomvang wel dan is er geen sprake meer van een oproepovereenkomst. De flexkracht heeft dan een vaste arbeidsomvang en recht op loondoorbetaling van zijn overeengekomen uren. Dit moet schriftelijk worden vastgelegd.